Van Schaik C.S. / Algemeen / Verplichte beëindiging slapende dienstverbanden.

Verplichte beëindiging slapende dienstverbanden.

Een ‘slapend dienstverband’ is een dienstverband waarbij een langdurig arbeidsongeschikte werknemer thuis zit en geen loon meer krijgt, maar door de werkgever toch in dienst wordt gehouden met als gevolg dat daardoor de wettelijke transitievergoeding niet hoeft te worden betaald. Deze wettelijke transitievergoeding is de ontslagvergoeding waarop een werknemer recht heeft als hij door zijn werkgever ontslagen wordt. Sedert 1 januari 2020 is de wachttijd van twee jaar vervallen.

Omdat het in de rechtspraak en de literatuur zeer omstreden was of een werkgever verplicht was de dienstbetrekking na twee jaar te beëindigen onder uitbetaling van de transitievergoeding zijn zogenaamde prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad over de vraag of, en zo ja onder welke omstandigheden, een werkgever als ‘goed werkgever’ akkoord moet gaan met het voorstel van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer tot beëindiging van het ‘slapende dienstverband’, onder betaling van een transitievergoeding. Een prejudiciële vraag is een vraag van een rechtbank of gerechtshof aan de Hoge Raad over de uitleg van een rechtsregel. Daaraan kan behoefte bestaan, als de Hoge Raad over die vraag niet eerder heeft beslist. Wel moet het gaan om een vraag die zich voordoet in een concrete zaak die bij een rechtbank of hof in behandeling is. Dezelfde vraag moet bovendien aan de orde zijn in een groot aantal andere zaken.

De Hoge Raad heeft deze vraag op 8 november 2019 beantwoord, en wel in bevestigende zin. Een werkgever in in principe verplicht een slapend dienstverband te beëindigen onder toekenning van een transitievergoeding. Sinds er een wet is waarin is geregeld dat werkgevers door het UWV worden gecompenseerd* voor betaling van de transitievergoeding aan een langdurig arbeidsongeschikte werknemer, gaat het argument dat een werkgever op hoge kosten wordt gejaagd, niet meer op. Bovendien is duidelijk dat de wetgever af wil van de ‘slapende dienstverbanden’. Op grond daarvan brengt de eis van ‘goed werkgeverschap’ mee dat een werkgever een werknemer niet in een ‘slapend dienstverband’ mag houden, om de betaling van de transitievergoeding te ontlopen. Op de werkgever rust dus de verplichting om, op verzoek van de arbeidsongeschikte werknemer, het ‘slapende dienstverband’ te beëindigen, met betaling van een bedrag ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Dit kan anders zijn als de werkgever gerechtvaardigde belangen heeft om de arbeidsongeschikte werknemer toch in dienst te houden, bijvoorbeeld als er een reëel uitzicht is op re-integratie.

Inmiddels is uit verdere rechtspraak (zie Rechtbank Amsterdam,19 februari 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:997) duidelijk geworden dat de koppeling die de Hoge Raad heeft gelegd met de compensatieregeling betekent, dat het recht op beëindiging onder toekenning van een transitievergoeding alleen bestaat als de mogelijkheid tot beëindiging wegens langdurige ziekte is ontstaan op of na 1 juli 2015. Bij dienstverbanden die reeds voor 1 juli 2015 slapend waren, omdat de werknemer reeds voordien meer dan twee jaar ziek was, zonder uitzicht op herstel geldt de verplichting niet.

*zie het nieuwsbericht over dit onderwerp.

Top